• Nadenken over elk geluid - Pleidooi voor de geluidsontwerper, Jorg Schellekens, Zichtlijnen 105, maart 2006

    Iedere theatervoorstelling verdient een geluidsontwerper, stelt Jorg Schellekens. Alleen, wat verstaan we daar eigenlijk onder? Wat voor functie heeft die geluidsontwerper? In dit artikel probeert hij een antwoord te vinden zonder geluidsontwerpers in allerlei hokjes te stoppen.

    Arnolt Bronnen Marien Jongewaard Joseph Goebbels Lautsprecher Tom CroesArnolt Bronnen (Marien Jongewaard) en Joseph Goebbels (speaker) in Lautsprecher Arnolt, een opera voor 1 zanger en 14 groepen luidsprekers van Erik-Ward Geerlings (libretto), Huba de Graaff (muziek) en Bart Visser (speakerinstallaties). Productiehuis Rotterdam/Nieuw West 2004. Foto: Tom Croes.

    Van de 'ontwerpende' disciplines in het theater is geluidsontwerp de meest onduidelijke. Van geval tot geval is nog wel aan te wijzen wat de taken en verantwoordelijkheden van de geluidsontwerper zijn. Maar wanneer je producties, ontwerpers en definities met elkaar vergelijkt kom je er niet snel uit wat de kenmerken van het vakgebied precies zijn: hebben we het over componisten, musici, geluidstechnici, gerauschmachers of sound designers zoals we die uit de filmwereld kennen? Misschien mede door die onduidelijkheid lijkt geluidsontwerp in ons land een ondergeschoven kindje. Nederlandse geluidsontwerpers leveren kwalitatief hoogstaand werk af, maar de betrokkenheid van een geluidsontwerper bij een productie is lang niet zo vanzelfsprekend als een licht-, kostuum-, of decorontwerper.
    Is het dan nodig om bij elke voorstelling een geluidsontwerper te betrekken? Het korte antwoord is: nee. Schrap de kostuums, het decor en het licht en de acteur staat naakt op een donker en leeg toneel. Er is vast een voorstelling te bedenken waarvoor dit een artistiek verantwoord uitgangspunt is, maar meestal zal er toch iets met licht, kostuums en toneelbeeld moeten gebeuren. Hoewel dit lang niet altijd leidt tot samenwerking met een ontwerper zijn theatermakers zich er terdege van bewust dat dit elementen van een voorstelling zijn waarover moet worden nagedacht. De toeschouwer zoekt nu eenmaal achter alles een betekenis. Een leeg toneel gaat net zo goed wat betekenen als een speelvloer die tot op de laatste centimeter is gevuld met een realistisch decor.
    Voor geluid ligt dat wat anders. Iedereen schijnt probleemloos te accepteren dat er altijd geluid is. Theater speelt zich nu eenmaal niet in een vacuüm af: er is lucht en die is nogal snel in trilling gebracht. Of dat nu opzettelijk gebeurt door middel van een luidspreker of dat je alleen (bij)geluiden hoort zoals de acteur die over het toneel loopt en die je hoort ademen: in het theater zijn zelfs de stiltes niet echt stil. Maar het besef dat er altijd geluid is en dat het dus altijd zinvol is om erover na te denken is een stuk minder groot dan wanneer het over het toneelbeeld gaat. Er zijn veel minder geluidsontwerpers betrokken bij veel minder producties dan hun collega-vormgevers op visueel gebied.

    Geen hokjesdenken
    Hier valt tegenin te brengen dat geluidsontwerp misschien niet altijd zo genoemd wordt, maar dat bij de meeste voorstellingen wel degelijk een componist, muzikanten of geluidstechnici betrokken zijn. Dan is dit meteen het punt om duidelijk te maken dat een geluidsontwerper iets anders is dan een componist of een geluidstechnicus. Het is een zelfstandige discipline, geen relatief nieuwe, semi-modieuze term om een componist van toegepaste muziek mee aan te duiden. Geluid kent een spectrum aan verschijningsvormen waarvan muziek er één is. Weliswaar een heel belangrijke, maar het zou een ontkenning van de mogelijkheden van geluid zijn om het gelijk te schakelen met muziek. Ook een geluidstechnicus is iets anders dan een geluidsontwerper, zoals een belichter iets anders is dan een lichtontwerper. In de praktijk kunnen die functies geheel of gedeeltelijk samenvallen. Een geluidsontwerper kan ook de geluidstechniek verzorgen of ook de muziek componeren. Het is echter niet noodzakelijk een deel van zijn functie.
    Kijken we naar de praktijk dan lijkt het of we geluidsontwerpers grofweg in twee categorieën kunnen verdelen: een meer technisch geörienteerde groep die zich vooral met de versterking van geluid en met de akoestiek bezighoudt en een meer muzikaal geïnspireerde groep die gericht is op het maken van muziek, geluidseffecten en andere vormen van geluid. Het is verleidelijk om er verder niet al te moeilijk over te doen en op zijn hoogst voor elk van beide soorten een eigen naam te verzinnen. Toch lijkt me dit weinig zinvol. Indelen in hokjes kan zijn nut hebben maar op zulke 'harde' regels duiken altijd weer uitzonderingen op. Een onderverdeling heeft zin bij specialisaties. De functie van 'operator' is voortgekomen uit die van belichter, de 'monitormixer' is een geluidstechnicus met extra vaardigheden op een specifiek gebied. Maar geluidsontwerpers onderverdelen zonder dat duidelijk is wat de kern van deze functie precies is, schept weinig duidelijkheid. Mijn opvatting is daarom breed: een geluidsontwerper is verantwoordelijk voor al het geluid in een voorstelling, wie of wat dit geluid ook maakt.
    In eerste instantie lijkt dit in de richting te wijzen van de geluidsontwerper die we kennen van de musical en muziektheater: de ontwerper bedenkt voor de muziek van het orkest en de zangpartijen een artistiek verantwoord klankbeeld dat hij uitwerkt in een concreet technisch plan. Het is een voor de hand liggend en dankbaar voorbeeld van geluidsontwerp omdat deze theatervormen per definitie rijk zijn aan muziek en het gesproken woord vaak wordt versterkt. Dan is het helder hoe de geluidsontwerper zich verhoudt tot de componist en de technicus: de componist componeert de muziek, de ontwerper ontwerpt een artistiek verantwoord klankbeeld, de technicus voert het ontwerp uit. Maar ik denk niet dat de essentie van geluidsontwerp per genre verschilt. Vergelijk het met licht: een lichtontwerper voor een danceparty gaat heel anders te werk als voor een Tsjechov, maar de kern van hun werk blijft gelijk.

    Achteloos
    Toneel heeft een andere verhouding met geluid dan muziektheater. Van oudsher draait toneel om het spelen van een tekst. Zelfs bij modern toneel, waarin vaak meer het regieconcept betekenis geeft aan een voorstelling dan de letterlijke inhoud van het stuk, blijft het gesproken woord de belangrijkste vorm van geluid. Maar net zo goed als muziek biedt dat gesproken woord mogelijkheden om met geluid meer te vertellen dan de inhoud van de tekst alléén. De geluidsontwerper heeft daarvoor allerlei middelen en mogelijkheden. De keuze van microfoons en zendermicrofoons geeft hem controle over de stem, van het simpel verhogen van het volume zodat de muziek onder een stem harder kan, tot het scheppen van extreme intimiteit of afstandelijkheid. Ook luidsprekers bieden een scala aan mogelijkheden. De meeste theaters zijn geluidstechnisch zo ingericht dat wordt voorzien in een mooie, egale dekking van de zaal. Heel nuttig, maar bij de inzet van geluid als theatraal middel wordt nogal eens voorbij gegaan aan wat er nog meer mogelijk is. Zoveel belang als er soms gehecht wordt aan de keuze van precies het juiste geluid of muziekstuk, zo achteloos wordt het afgespeeld over het toevallig voorhanden systeem, met de luidsprekers op plaatsen waar ze nu eenmaal altijd hangen. Terwijl bron en richting in een geluidsontwerp net zulke krachtige instrumenten kunnen zijn als dat stuk van Mozart waar bijna iedereen die ene associatie mee heeft. Geluid dat boven de hoofden van de spelers uit luidsprekers klinkt die op het publiek zijn gericht vertelt iets heel anders dan geluid uit diezelfde luidsprekers als ze in de coulissen staan. Muziek uit een koelkast of uit een abstracte berg oude autospeakers links op de vloer krijgt een andere betekenis dan exact dezelfde muziek uit onzichtbare luidsprekers midden boven de toneelopening, of wanneer die muziek alleen wordt weergegeven via de subwoofer van een surround systeem. Geluid kan klinken als thuis op de stereoset, als een autoradio, een pick-up, als burengerucht of als een schelle mededeling in een lege stationshal.

    Verplicht om na te denken
    Het lijkt allemaal voor de hand te liggen. Elke genoemde mogelijkheid is al eens gebruikt en ongetwijfeld al meerdere keren ook. Waar het om gaat is dit: de essentie van de discipline van geluidsontwerper is dat hij zich verplicht om bij elk geluid in een voorstelling na te denken, over alle aspecten ervan. De klank, het volume, de richting, de inhoudelijke functie van een geluid, de interactie met andere geluiden en de andere elementen binnen een voorstelling, alles kan ingezet worden om iets te vertellen door middel van geluid. Niet alle geluid laat zich controleren en dat is ook niet nodig. Het zal meestal te ver gaan als een geluidsontwerper zich bemoeit met de klank van de onversterkte stem van een acteur, of het geluid dat de schoenen van een acteur maken als hij over de vloer loopt. Maar ook wanneer een geluid als een gegeven wordt aangenomen blijft het een keuze hoe de ontwerper hierop reageert. Welk geluid hij er tegenover zet, of juist niet. Of om het nog breder te maken: eigenlijk dient hij zich van elk element van een voorstelling af te vragen hoe dit zich verhoudt tot geluid. Zodat hij erop kan reageren door het te ondersteunen, er iets aan toe te voegen, er tegenin te gaan, of het te negeren. Dat proces kan resulteren in honderden samples uit tientallen luidsprekers of in één nummer van drie minuten uit een wekkerradio in een drama van drie uur. Voor wie ze wil benutten liggen er oneindig veel mogelijkheden.

    Terug

LID WORDEN