Het probleem is bekend. Een theaterzaal waar men voordrachten en toneelvoorstellingen hoort, maar ook af en toe een concert, en waarschijnlijk zelfs een operette.
Dat is het gemengde bedrijf waar een directeur van een cultureel centrum mee te maken heeft. In een schouwburg is dat niet anders, wellicht is het pakket daar wat gevarieerder.
Typisch Nederlands probleem
Dat er na de oorlog in Nederland vooral theaterzalen zijn gebouwd en vrijwel geen concertgebouwen, heeft met politieke mode te maken. Het betekent ondertussen wel dat al die zalen voor zeer uiteenlopende doeleinden worden gebruikt. Weliswaar is er in enkele steden op dit ogenblik een wens om een aparte concertzaal te hebben, maar dat verlicht het typisch Nederlandse probleem van de variabele zalen niet. Alle zitten zij met het feit dat er soms wat meer en soms wat minder nagalm moet zijn om het maar huiselijk te zeggen. Het ligt ook voor de hand dat juist in ons land (met meer dan 100 theaterzalen voor verschillend gebruik) de vraag naar akoestische aanpassingen zeer sterk is. En daarvan is weer een gevolg dat er meer dan in enig ander land oplossingen gevonden worden.
Nieuwe generatie akoestici
Hierbij wil ik wel direct aantekenen dat in de zestiger jaren er ook niet zonder de inspraak van akoestici gebouwd is. Zij waren klaarblijkelijk toen allemaal van oordeel dat via bouwkundige voorzieningen er een zaal gemaakt kon worden die zowel voor toneel als voor muziek heel aanvaardbaar is. De technologie is sedertdien wel veranderd; er is een nieuwe generatie van akoestici opgegroeid in de elektronica. En zij werden opnieuw met het probleem van de variabele gebruiksdoeleinden en dus ook met verschillende nagalmtijden geconfronteerd. Tot zijn fundamentele proporties teruggebracht is het een economisch vraagstuk. Als je een goede natuurlijke akoestiek wilt voor een symfonisch orkest, bouw dan daar een zaal voor. En wie zuiver wil kunnen verstaan wat er op het toneel gezegd wordt, kan in een goede schouwburg terecht. Maar dat zijn twee gebouwen voor twee aspecten, en we zitten nou eenmaal in een land waar alles in dat ene culturele centrum moet gebeuren.
Een belangstellende leek als ik ging er van uit dat, als je een behoorlijke nagalmtijd in een gebouw hebt (bijvoorbeeld 2,2 seconden) je met dempers daar een reductie op kunt aanbrengen. Dat kan ook, heb ik gehoord, maar niet van 2,2 naar bijvoorbeeld 0,8 seconden: een nagalmtijd die voor spraak heel goed is. Wel iets, maar lang niet genoeg.
Dan rijst de vraag naar het omgekeerde meteen. En die is ook veel realistische omdat onze zalen gebouwd zijn voor toneel (spraak, revue, etc.) met een beperkte nagalmtijd. Daar zou je die nagalmtijd nog moeten kunnen verlengen zonder dat de kwaliteit wordt aangetast. Geen kleuring dus en geen aantasting van de natuurlijkheid. Dat laatste begrip is betwijfelbaar, want het hangt geheel af van de ervaring die de toehoorder heeft. Iets klinkt natuurlijk als de toehoorder dat vindt. Tegelijkertijd kan de productie van dat geluid gerust op een geheel onnatuurlijke wijze tot stand gekomen zijn, of versterkt. Als men het maar niet merkt.
Met name Philips heeft zich in het begin van de jaren 80 toegelegd op de variabele akoestiek. Onder de naam Multiple Channel Reverberation System (MCR) kwam een oplossing op de markt die uitkomst leek te bieden. Aan de wanden van een zaal waren eenheden van microfoon, versterker en speaker aangebracht waardoor de reflectie-eigenschappen van de zaal werden beïnvloed. Je kon daardoor op allerlei plaatsen iets beter (lees: later en duidelijker) horen dan wanneer je tussen het orkest zat. Een succes werd het niet: er trad teveel kleuring, verandering van geluid op. In feite is het door niemand aangeschaft. Voor het concern een bittere pil waar men liever niet over spreekt.
Acoustic Controlled System
De nieuwe generatie akoestici broedde blijkbaar al langer. In Delft kwam de vakgroep Akoestiek en Seismiek met mogelijkheden (1988). Aangewakkerd door steun van het Ministerie van Economische Zaken bleek het systeem dat prof. dr. Ir. A.J. Berkhout bedacht een goede weg. Onder de naam ACS (Acoustic Contolled System) is het in de handel. De resultaten zijn prachtig, voor de theaterpraktijk van het variabele gebruik liggen er enkele adders onder het gras. In dit kader is het wel aardig te vernemen dat de Delftse hoogleraar onder Birch Wood B.V. opereert en kantoor houdt te Rotterdam in het World Trade Centre. Dat behoort geen kritiek op zijn oplossing in te houden. Zijn ACS-vondst gaat uit van de holografie in de akoestiek. Je bouwt via de computer als het ware een doos rond de moeilijke zaal en programmeert daarin al je gewenste nagalmtijden. De demonstratie in Delft die ik meemaakte vond ik buitengewoon interessant. Alleen als die microfoons die rond het podium moeten hangen. En precies dus op de plek waar van alles gebeurt op het podium: sjouwen met stukken, even niets veranderen, instellen op een volgende akte. Het is een flinke last voor de technische dienst.
Siap
Vanuit Uden kwam een nieuwe geluid: Siap. Dit letterwoord staat voor System for Improved Acoustic Performance. In tegenstelling tot de andere systemen gaan de uitvinders hier uit van de bestaande akoestiek, een zaal met zijn goede en vooral ook slechte eigenschappen. Dat wil dus zeggen, dat wanneer er in een zaal zogenoemde ‘flutter-echo’s’ voorkomen, de elektro-akoestiek die moet uitschakelen door ze te neutraliseren. Ogenschijnlijk is het hele verhaal eenvoudig. Een aantal microfoons (20) om het directe geluid op te vangen en tot laterale reflecties om te zetten via een 30-tal speakers. Daartussen zit natuurlijk het geheim van de smid. Ir. Wim Prinssen van het raadgevende bureau Prinssen en Bus (Uden) legt uit dat het transferpunt van het akoestieke geluid niet zit in het aangepaste computerprogramma, maar juist in een zenuwcentrum tussen de waargenomen geluiden en de doorgestuurde impulsen. Zijn zenuwknoop is in feite een processor die in beginsel de zwakke kanten van een zaal uitschakelt en vervangt door betere, waarna het programma de optimalisering voor zijn rekening neemt. Een akoestische variant die constant is in de zin van het apparaat, maar variabel per programma en per zaal. De ontwerpers zeggen zelfs dat voor elke zaal een gewenste akoestiek kan worden gemaakt. En dat klopt in zekere zin.
Opgetogen berichten
In juni 1989 werd het Siap-systeem onder grote internationale belangstelling getoond in het Beck Theatre in Londen. Dat is een buitengewoon droge zaal van bijna 600 stoelen, die voor van alles en nog wat moet worden gebruikt. Dus zoals een gemiddelde theaterzaal in Nederland. Weliswaar liep bij de demonstratie niet alles vlot, de toegestroomde wereld van vakmensen was niettemin onder de indruk van de mogelijkheden. En, wat belangrijker is, van de akoestische kwaliteit. Er trad geen kleuring op, de kwaliteit van het geluid was bij de ingestelde akoestiek perfect. Zowel de Financial Times, Stage, als het juli-nummer (’89) van Lighting and Sound Int. berichtten opgetogen over deze nieuwe mogelijkheden van elektro-akoestiek.
Vraagtekens kun je altijd zetten. Ik heb daar geen grond toe, maar me dunkt dat de ingenieurs onder elkaar wel eens willen weten waarin het ene technische stelsel van het andere verschilt. Prof. Berkhout van ACS schreef me daar zelfs een brief over, want hij wilde graag vergelijken of beter nog: laten vergelijken door vakbroeders. Eigenlijk vind ik ook, dat zoiets zou moeten kunnen.
Genieten
Nog veel belangrijker is de waarneming van de bezoeker. Is hij met een nieuwe akoestieke voorziening in zijn vertrouwde toneelzaal beter uit? Dat hangt m.i. van de aard van het gebruik af. Liever geen elektro-akoestiek inbouwen waardoor de ongeloofwaardigheid van de visuele waarneming toeneemt. Een toepassing van Siap in zalen waar ook af ten toe een orkest komt is daarentegen heel zinvol. Dan is de tegenstelling tussen wat je waarneemt, en wat je wilt horen, niet storen. Integendeel, je begint te genieten van de muziek. En dat was toch het oorspronkelijke probleem: de akoestiek als barrière van het genieten. Met Siap is er in alle gevallen een systeem op de markt dat zulks mogelijk maakt.
En dan de kosten: het heeft er alle schijn van dat Siap aan de voordelige kant is. Daardoor wellicht een sterk nummer naast de grotere vertrouwdheid met de theaterpraktijk. In de brochure van de Udense firma wordt gesproken over f 150.000,- tot f 200.000,- voor een grote zaal van 800 stoelen. In Londen lag de prijs hoger, maar dat kan met de markt te maken hebben. In zijn toelichting schrijft ir. Wim Prinssen aan het slot: “Wees pas tevreden als u uw eigen oren niet gelooft”.
Dat gaat ons nou weer te ver: tevreden zijn over wat je niet gelooft!
In het wereldje van het theater zijn mensen pas gelukkig als ze zien of horen waarin ze wel geloofden.
Bedankt, binnen enkele minuten ontvangt je een e-mail van ons met daarin een persoonlijke link. Klik op de link om een nieuw wachtwoord op te geven.