Paul Anderssen (1931) is een van de pioniers van de theatertechniek in Nederland. Magne van den Berg sprak met hem over zijn loopbaan in de lichttechniek, de oprichting van zijn theatertechnische tijdschrift en zijn werk voor Perspekt en OISTAT.
Foto: Jean van Lingen
'Voor loodgieters en metselaars had je in mijn tijd een opleiding, maar niet voor theatertechnici. Jongens die aan de technische kant werkten kwamen daar meestal via familie of een kennis die ook in het theater werkte. Dat was interessant en avontuurlijk vanwege de gekke werktijden en omdat je in aanraking kwam met artiesten. Bij mij ging het anders. Ik had Mulo gedaan en daarna in de avonduren elektrotechniek gestudeerd, naast mijn werk. In 1955 ging ik werken bij ingenieursbureau Projecto. Zij verkochten apparatuur voor nucleaire geneeskunde, stralingsmeetapparatuur en high speed camera's. Maar ook schijnwerpers en regelapparatuur van het Belgische bedrijf ADB. Mijn baas was een elektrotechnisch ingenieur die tijdig uit Duitsland was weggevlucht maar wel nog de turbulente dertiger jaren in Berlijn had meegemaakt. Hij had daar ondermeer in het theater gewerkt. Hij was een uitmuntend pianist maar ook een groot technicus, een zeldzame combinatie van alfa en beta. Deze man heeft mij de interesse in theatertechniek bijgebracht. Ik wilde niet meer met meetapparatuur en isotopen langs de ziekenhuizen maar met hem langs de theaters. Het vak boeide mij steeds meer en na wat zeuren mocht ik in De la Mar komen helpen. Ik kreeg daar een gulden per avond. Dat lijkt belachelijk weinig maar in de jaren vijftig was je op zaterdagavond met zes gulden op zak een grote Bram. Dan kon je wel een deur opengooien.'
Fietskettingen
'De la Mar had veel nodig maar geld was er niet. Toneelmeester Jan Borkus zei tegen me: "Je mag hier blijven als je alles wat je op straat ziet liggen dat bruikbaar is, meeneemt." Borkus had een plank waaronder hij schroefdeksels van jampotten had bevestigd en in die potten werd alles wat wij van straat meenamen bewaard: boutjes, moertjes, schroefjes, ringetjes, elastiek en ijzerdraad. Alles op soort, maat en lengte geordend. Improviseren gebeurde op grote schaal. De lichtregelaar was een ADB Rhéotor 9M, een stalen kast waarin drie rijen van elk drie regeltransformatoren waren gemonteerd. Elk was voorzien van een fors draaiwiel waarmee je in één handbeweging de stroomafnemer van 0 naar 100 procent en terug kon bewegen. Maar met negen losse wielen naar donker, dat kon je wel vergeten. Na lang nadenken werd de oplossing gevonden in het koppelen van de transformatoren. Op het Waterlooplein haalden we fietskettingen, tandwielen en drie pedalen met cranck. De draaiwielen werden vervangen door de tandwielen, met de kettingen werden de assen gekoppeld en de cranck met pedaal werd op de laatste regeltransformator gemonteerd. Met drie pedalen in één beweging naar donker was natuurlijk feest vergeleken bij het geknoei van drie of vier man in een te kleine lichtcabine. Het improviseren hield me scherp en zo leerde ik de waarde van het materiaal kennen.'
Tijdschrift
'Borkus zei over acteurs: "Die gasten kunnen lachen, huilen, lopen en springen maar ze kunnen geen licht maken, daar zorg ik voor." Dat was zijn trots. Je moet je voorstellen dat in die tijd de positie van de mensen 'achter' veel te wensen overliet. was de gangbare functieaanduiding, dat zegt genoeg. De onderlinge verhoudingen waren simpel, je had 'voor' en 'achter' en de afstand tussen die twee was groot. Dit is mede de reden geweest waarom ik in 1967 het Tijdschrift voor Theatertechniek ben gestart, samen met Auke Wiegers, inmiddels jammer genoeg overleden. Over theatertechniek was geen enkele informatie te vinden, geen literatuur, geen vakblad. Wij vonden dat zo'n tijdschrift er moest komen, want van het doorgeven van kennis wordt het vak beter. Overdracht van kennis heb ik altijd belangrijk gevonden, niet alleen van de stand van de techniek, maar ook van de geschiedenis van het vak. Er was wel een probleem met het binnenhalen van kopij. Al gauw bleek dat theatertechnici niet wilden schrijven. Waarschijnlijk uit onzekerheid en angst om te blunderen. Gevolg was dat ikzelf onder verschillende namen schreef. Ik heb in die tijd durven beweren dat ons land geen theatertechnici kende. Ik kreeg de hele wereld over mij heen! Toch waren die echte theatertechnici er mijns inziens niet. Het waren gebruikstechnici wiens enige bijdrage aan een voorstelling eruit bestond dat ze een apparaat of systeem op tijd konden bedienen. Een volkomen logisch gevolg van een gebrek aan scholing, dus niets ten nadele van de toenmalige technici, want die konden daar zelf niets aan doen. Het Tijdschrift voor Theatertechniek, een uitgave van de Nederlandse Theatertechnische Kring (NTTK) ging over de vragen van de werkvloer: hoe werken lenzen, gloeilampen, dimmers en lasers? Wat wordt of is de technische uitrusting van de theaters in Nederland? Wat gebeurt er in het buitenland? We versloegen internationale congressen en tentoonstellingen. Kortom, veel werk door weinig mensen. Toch kwam er kritiek uit onverwachte hoek, namelijk van de beroepsvereniging voor theatertechnici (NAT-BTT). Zij achtten het niet juist dat de nieuwe informatiebron uit de commerciële hoek kwam, de mensen met een eigen bedrijf. Wij van de NTTK vonden dat geen volwassen manier van denken, immers de kennis waarop de theatertechniek drijft zat toevallig wel bij die bedrijven. Er moesten dus pogingen tot samenwerking worden ondernomen. Die is er gelukkig gekomen, met winst voor beide partijen.'
Woordenwisseling
'In de jaren bij Projecto heb ik veel over theatertechniek geleerd, zowel van mijn baas als van ADB. Toch ben ik er na enkele jaren weggegaan. In 1959 begon de chef-de-bureau een nieuw bedrijf en vroeg mij om mee te gaan. Ik wilde dan wel de vertegenwoordiging van ADB meenemen en ADB ging akkoord. Later bleek het theatertechnische pakket een beetje wezensvreemd aan het productenprogramma van het nieuwe bureau. Na een paar jaar besloot ik een eigen bedrijf te starten exclusief op het gebied van theatertechniek, met de volledige steun en vertegenwoordiging van ADB. Dat werd in 1968 Controllux Lichttechniek. Door de jaren heen heb ik veel theaters ingericht. Ik heb altijd met plezier gewerkt ondanks de problemen die ik tegenkwam zoals economische neergang, waarvoor de naam "bestedingsbeperking" was bedacht, of belangrijke zendingen die te laat aankwamen zodat er enorme boetes boven mijn hoofd hingen. Ook konden architecten mij m'n werk behoorlijk moeilijk maken met soms pittige woordenwisselingen als gevolg. Ik was eens betrokken bij de bouw van een theater in het zuiden van het land. Buiten de bouwvergadering om wilde de architect een gesprek met Auke Wiegers, specialist in theatertextiel, en mij teneinde meer inzicht te krijgen in het specifieke materiaal dat in 'zijn' theater moest worden ingebracht. Met de tekeningen op tafel liet hij een plattegrond zien van de grote zaal. Een ronde zaal aansluitend aan het toneel. Het stoelenplan werd halverwege in de breedte onderbroken door een pad. Wij voorzagen hem van kleurstalen, afbeeldingen van de apparatuur en schijnwerpers maar ik vermoedde dat hij niet precies begreep wat daarvan de verschillende functies waren. Toen het punt inrichting aan de orde kwam vroeg ik: "Waar moet ik mijn zaallicht hangen?"
"Zaallicht?", zegt hij, "hoe bedoelt u, daar hebt u toch het toneel voor?"
"Nee," zeg ik, "ik moet ook vanuit de zaal kunnen belichten."
"Ja, nee," zegt hij, "dat kunt u wel willen maar dat doen wij hier niet."
Gelukkig had ik Auke Wiegers bij me, een geweldenaar die hem binnen de kortste keren met een briljante vondst op het verkeerde been zette. "Meneer," zei hij, "er heerst een trend om op zondagmorgen in de theaters ochtendconcertjes te houden, dat loopt als een trein."
"Dat is mooi," zegt de architect, "maar daar krijg ik deze zaal niet mee vol."
"Klopt," zegt Auke, "maar als we een gordijn trekken langs het middenpad dan hebt u een mooie intieme zaal."
Het bleef een tijdje stil totdat die man zei: "Geweldig! Dit moeten wij doen."
Zo kreeg ik mijn zaalbrug want Auke voegde er wel aan toe dat zo'n gordijn om een zware constructie vroeg. Die man had niet aan een zaalbrug gedacht maar een mooi velours gordijn, dat uit een kast komt rijden en binnen enkele minuten een intiem zaaltje creëert, dat was verkoopbaar. Zo heb ik nog tientallen voorbeelden, zoals van die architect die mijn zwarte schijnwerpers, die op links en rechts van de zaal waren geplaatst, eruit wilde halen. Ik zei: "Als die weg moeten dan haal ik alles weg, ook de lichtregeling." Toen ik een week later terugkwam was er niets weg maar waren de schijnwerpers wit gespoten, inclusief de lenzen.'
OISTAT
'Eind zestiger jaren las ik in een Amerikaans blad over de oprichting van een internationale organisatie van scénografen en theatertechnici, de OISTT. De zetel zou in Praag worden gevestigd. Het eerste OISTT-congres was in juni 1969 en ik ging met een NTTK-delegatie naar Praag. We wilden een nationale afdeling OISTT-Nederland opzetten en een netwerk opbouwen in Oost-Europa. Al snel werd duidelijk dat er in Oost-Europa veel technische kennis was, maar dat componenten moeilijk verkrijgbaar waren. Bij latere reizen naar Praag nam ik daarom altijd elektronische componenten mee zoals thyristoren, ic's, voorgedrukte schakelingen en printsoldeer, maar ook sinaasappels en geneesmiddelen. Ik heb 24 jaar in de technische commissie gezeten van de OISTT (later OISTAT), van 1969 tot 1993, en begin jaren zeventig ook nog vier jaar in het bestuur. De eerste twintig jaar waren voor de collega's in de oostbloklanden uitermate belangrijk vanwege de uitwisseling van ideeën en informatie. Ik heb het voorrecht gehad in Oost-Europese landen congressen en zittingen van de technische commissie bij te wonen en ik heb lezingen mogen geven in Tsjechoslowakije, Rusland, Polen, Hongarije en Bulgarije. Boeiende landen in boeiende tijden.'
Perspekt
'Van 1979 tot 1989 zat ik in het bestuur van de Technische Theatergroep Perspekt. Dat gezelschap gaf op geniale wijze een hoofdrol aan de techniek. Perspekt adviseerde ook andere gezelschappen en theaters over technische toepassingen. Voor theatertechnisch Nederland is dat enorm belangrijk geweest. De groep had groot succes op festivals in Frankrijk en Polen met voorstellingen als en , gebaseerd op het leven en werk van de Belgische schilder Magritte. In het Poolse Wroclaw was de belangstelling zo groot dat de massa de toegangsdeur naar de zaal ontwrichtte. Perspekt mocht echter niet blijven. In 1989 werd de subsidie stop gezet, waarna de groep uit elkaar viel. Dat viel samen met de grote , de onthechting aan de Russische invloed in Oost-Europa. Ide van Heiningen, een van de grondleggers van Perspekt, richtte de stichting MAPA op (Moving Academy for Performing Arts). Begin jaren negentig begon hij een netwerk op te bouwen in de 'nieuwe landen'. MAPA voorzag jonge kunstenaars, theatermakers en dansers van professionele middelen en knowhow die ze vervolgens weer konden doorgeven en aanpassen. Ide van Heiningen vertelde mij over zijn actie . Hij wilde een campagne om zoveel mogelijk lichtapparatuur naar Oost-Europa te brengen. Ik mocht de lobby starten en op de Vakbeurs van 1993 werd een MAPA-stand ingericht van waaruit theaters vriendelijk werd verzocht materiaal ter beschikking te stellen. De actie werd een succes en in mei 1994 werd deze met een daverend feest afgesloten in de Central Studio's van Flashlight waar MAPA een truck vol ingezameld materiaal in ontvangst mocht nemen om het naar Oost-Europa te brengen.
Ontwikkeling
'Ik heb nog theatertjes gekend waar het licht werd geregeld door waterweerstanden. De theatertechniek heeft in twintig jaar een onvoorstelbare ontwikkeling doorgemaakt. Dat is fantastisch, maar niet voor iedereen. Toen er op afstand bestuurde dimmers en stuurlessenaars kwamen in plaats van de regelapparatuur die direct werd aangedreven via spindels of staalkabels, ontstonden er eindeloze mogelijkheden voor bediening en effecten. Maar dan kon het gebeuren dat een belichtingsman die jarenlang met acht schuifweerstanden het licht regelde, het voor altijd liet afweten bij het zien van al die nieuwe apparatuur en voor hem onbegrijpelijke techniek. Vooruitgang brengt winners maar ook verliezers.'
'Het vak is een lange weg gegaan en langzaam volwassen geworden dankzij de inspanning en het enthousiasme van mensen met een passie voor theater en theatertechniek. Bij die pioniers van het eerste uur denk ik, zonder iemand te kort te willen doen, in de eerste plaats aan Ton Breeker, Wim Vesseur, Frits van den Haspel, Benno de Vries, Bart Kalkhoven en de oprichters van Perspekt. Voor mijzelf was het hard om een aantal jaar geleden te moeten horen dat ik moest stoppen. Na bijna vijftig jaar ben ik volledig met dit vak vergroeid.'
In de schijnwerpers
Op maandag 15 september 2008 werd Paul Anderssen tot zijn grote verrassing in de schijnwerpers gezet. Op het toneel van de grote zaal van het Agora Theater te Lelystad stonden tachtig collega's, vrienden en bekenden achter het gordijn op hem te wachten. Onder hen een uitgebreide delegatie uit België, waaronder de algemeen directeur van ADB en de complete oude en nieuwe verkoopstaf. Ide van Heiningen verzorgde een speech uit het hoofd, iets dat door Paul zeer gewaardeerd werd, en speldde hem de Gouden Theater Masker op. In zijn nawoord bedankte Anderssen vooral z'n vrouw Freddy, zonder wie hij nooit had kunnen doen wat hij in z'n lange theaterleven gedaan heeft.
Bedankt, binnen enkele minuten ontvangt je een e-mail van ons met daarin een persoonlijke link. Klik op de link om een nieuw wachtwoord op te geven.