Vrouwen die zich bezig houden met de techniek van een theatervoorstelling waren, en zijn eigenlijk nog steeds, een zeldzaam verschijnsel. Wat beweegt vrouwen er toe in de theatertechniek te gaan? Is het een trend zoals vaak in andere bedrijfstakken te zien valt, of is er meer aan de hand? Waarom kiezen vrouwen zo’n –ook voor mannen- zwaar beroep terwijl er toch ook andere banen in de theaterwereld zijn te vinden? Is deze baan hun eigenlijke doel of willen ze eigenlijk meer of iets anders?
In een reeks artikelen die in de komende nummers van Zichtlijnen zal verschijnen, hopen we van een aantal vrouwen antwoord te krijgen op deze en andere vragen. In dit nummer beginnen we zo ver mogelijk in het verleden.
Oorlogstijd
We praten met Wil Beets, 78 jaar oud. Zij is jarenlang werkzaam geweest als kleedster maar daarvoor was zij (voor zover bekend) de eerste vrouwelijke inspiciënt van Nederland. Al voor de oorlog werkte ze in het theater. Haar man (Van der Woude) was theatertechnicus. Van hem leerde ze in de oorlogstijd de kneepjes van het vak. In de oorlog werden er naast de reguliere theatervoorstellingen regelmatig illegale voorstellingen gegeven bij mensen thuis. Voedsel diende vaak als vergoeding voor zo’n voorstelling. Uiteraard was het enorm behelpen in die tijd maar ze leerde er veel. Hoe sluit je een accu aan, wat is een wacht en wat al niet meer zij. Belangrijke informatie voor een aankomend inspiciënt.
Vreemd
Na de oorlog kwam ze, mede via haar man terecht bij Commedia, het gezelschap van onder anderen Cor Hermus en Ank van der Moer. Rond 1952 was ze ongeveer 2 jaar werkzaam als inspiciënt. Bouwen deed ze samen met de chauffeur, Dolf Gerritsen. Theaterdirecteuren keken haar vaak erg vreemd aan en vroegen zich duidelijk af: “Wat heb ik nou weer binnen gehaald?”. Vragen als “Hoelang duurt de voorstelling?” en “Wat is er nodig?” werden altijd eerst aan haar mannelijke collega gesteld. Deze verwees dan met een uitgestreken gezicht naar Wil Beets, met de woorden: “Dat is de inspiciënt”.
Vaste hand
Er werd niet gereisd met een volledig decor. Vaak werden meubelen geleend van de plaatselijke notabelen. Wil verzorgde bij de voorstelling de decors, kostuums, rekwisieten, licht en geluid. Het licht bestond voornamelijk uit hers- en voetlicht. Werken met geluid betekende vooral dat je een erg vaste hand moest hebben om op één van de draaitafels in één keer exact de goede groef te pakken voor een bepaald geluid of stuk muziek. Het voordoek halen deed ze meestal ook zelf want: “Voordat je het hebt uitgelegd aan die mannen is het al voorbij”.
Wil Beets had geen last van opdringerige heren. Dat kwam waarschijnlijk vooral omdat haar man geen onbekende was in theaterland. Vrouwen in dit soort technische banen kende men niet en je moest dan ook drie keer zo hard zeuren om dingen voor elkaar te krijgen. “Je voelde de hele tijd dat je toch maar een vrouw was en je moet in dit vak stevig in je schoenen staan, maar dat geldt ook voor mannen”.
Afstand
Ze is uit het vak gestapt omdat het haar te zwaar werd en omdat ze inmiddels een kind had. Daarna verzorgde ze jarenlang de kostuums bij vele verschillende producties. Tegenwoordig geeft ze rondleidingen op haar afdeling van het Theaterinstituut in Amsterdam en verzorgt ze regelmatig tentoonstellingen zoals recentelijk op het theaterfestival in Den Haag.
Het werk van de huidige inspiciënt is een stuk ingewikkelder dan in haar tijd. Mevrouw Beets spreekt dan ook bij voorkeur over ingenieurs. Ze is nogal teleurgesteld als ik zeg dat ik het gevoel heb dat je als vrouw nog steeds extra hard moet lopen om je gelijk te halen bij de mannen in het vak. Beide sexen zouden volgens haar meer respect moeten krijgen voor hun werk achter de schermen. Misschien is dat respect nog wel minder geworden de laatste decennia. Er is een grotere afstand ontstaan tussen spelers en technici. Waarschijnlijk komt dit mede door de vergrote absolute afstand tussen licht- en geluidsplaatsen op het toneel. Ze vindt het een schande dat er zelfs mensen zijn in het vak die absoluut niet weten wat er achter de schermen allemaal gebeurt.
Waarom kiezen vrouwen zo’n –ook voor mannen- zwaar beroep terwijl er toch ook andere banen in de theaterwereld zijn te vinden? Is deze baan hun eigenlijke doel of willen ze eigenlijk meer of iets anders?
In een reeks artikelen die in de komende nummers van Zichtlijnen zal verschijnen, hopen we van een aantal vrouwen antwoord te krijgen op deze en andere vragen. In dit nummer beginnen we zo ver mogelijk in het verleden.
Oorlogstijd
We praten met Wil Beets, 78 jaar oud. Zij is jarenlang werkzaam geweest als kleedster maar daarvoor was zij (voor zover bekend) de eerste vrouwelijke inspiciënt van Nederland. Al voor de oorlog werkte ze in het theater. Haar man (Van der Woude) was theatertechnicus. Van hem leerde ze in de oorlogstijd de kneepjes van het vak. In de oorlog werden er naast de reguliere theatervoorstellingen regelmatig illegale voorstellingen gegeven bij mensen thuis. Voedsel diende vaak als vergoeding voor zo’n voorstelling. Uiteraard was het enorm behelpen in die tijd maar ze leerde er veel. Hoe sluit je een accu aan, wat is een wacht en wat al niet meer zij. Belangrijke informatie voor een aankomend inspiciënt.
Vreemd
Na de oorlog kwam ze, mede via haar man terecht bij Commedia, het gezelschap van onder anderen Cor Hermus en Ank van der Moer. Rond 1952 was ze ongeveer 2 jaar werkzaam als inspiciënt. Bouwen deed ze samen met de chauffeur, Dolf Gerritsen. Theaterdirecteuren keken haar vaak erg vreemd aan en vroegen zich duidelijk af: “Wat heb ik nou weer binnen gehaald?”. Vragen als “Hoelang duurt de voorstelling?” en “Wat is er nodig?” werden altijd eerst aan haar mannelijke collega gesteld. Deze verwees dan met een uitgestreken gezicht naar Wil Beets, met de woorden: “Dat is de inspiciënt”.
Vaste hand
Er werd niet gereisd met een volledig decor. Vaak werden meubelen geleend van de plaatselijke notabelen. Wil verzorgde bij de voorstelling de decors, kostuums, rekwisieten, licht en geluid. Het licht bestond voornamelijk uit hers- en voetlicht. Werken met geluid betekende vooral dat je een erg vaste hand moest hebben om op één van de draaitafels in één keer exact de goede groef te pakken voor een bepaald geluid of stuk muziek. Het voordoek halen deed ze meestal ook zelf want: “Voordat je het hebt uitgelegd aan die mannen is het al voorbij”.
Wil Beets had geen last van opdringerige heren. Dat kwam waarschijnlijk vooral omdat haar man geen onbekende was in theaterland. Vrouwen in dit soort technische banen kende men niet en je moest dan ook drie keer zo hard zeuren om dingen voor elkaar te krijgen. “Je voelde de hele tijd dat je toch maar een vrouw was en je moet in dit vak stevig in je schoenen staan, maar dat geldt ook voor mannen”.
Afstand
Ze is uit het vak gestapt omdat het haar te zwaar werd en omdat ze inmiddels een kind had. Daarna verzorgde ze jarenlang de kostuums bij vele verschillende producties. Tegenwoordig geeft ze rondleidingen op haar afdeling van het Theaterinstituut in Amsterdam en verzorgt ze regelmatig tentoonstellingen zoals recentelijk op het theaterfestival in Den Haag.
Het werk van de huidige inspiciënt is een stuk ingewikkelder dan in haar tijd. Mevrouw Beets spreekt dan ook bij voorkeur over ingenieurs. Ze is nogal teleurgesteld als ik zeg dat ik het gevoel heb dat je als vrouw nog steeds extra hard moet lopen om je gelijk te halen bij de mannen in het vak. Beide sexen zouden volgens haar meer respect moeten krijgen voor hun werk achter de schermen. Misschien is dat respect nog wel minder geworden de laatste decennia. Er is een grotere afstand ontstaan tussen spelers en technici. Waarschijnlijk komt dit mede door de vergrote absolute afstand tussen licht- en geluidsplaatsen op het toneel. Ze vindt het een schande dat er zelfs mensen zijn in het vak die absoluut niet weten wat er achter de schermen allemaal gebeurt.
Bedankt, binnen enkele minuten ontvangt je een e-mail van ons met daarin een persoonlijke link. Klik op de link om een nieuw wachtwoord op te geven.