Wie als kind wel eens naar het Spoorwegmuseum in Utrecht is geweest herinnert zich misschien het oude stationsgebouw. Daarbinnen stond alles wat met treinen te maken had en buiten, langs de oude perrons, stonden de echte treinen en daar mocht je dan in zonder een kaartje te kopen.
In sommige treinen mocht je zelfs voorin komen. Dat was echt het heilige der heiligen. Een gids vertelde over de machinist die op de bok zat (zo heette het daar voorin) en dan ging hij daar zelf zitten en legde hij uit wat de dodemansknop was. Hij liet zich dan zogenaamd flauwvallen om de werking te demonstreren, maar hij viel tegelijk op de toeter van de trein en horen en zien verging je. Je schrok je een ongeluk en je vergat het je leven niet meer.
Je kunt daar nostalgisch over doen, maar om nu dezelfde onvergetelijke indruk te maken moet je het anders aanpakken, althans, dat was de gedachte van de huidige directeur. Hij koos ervoor om het spoorwegemplacement waar de treinen stonden helemaal te overkappen. Daaronder zijn aparte ruimtes gebouwd waar het publiek op een nieuwe manier kan kennismaken met de wereld van de trein.
Het museum is nu opgedeeld in vier werelden. Wereld 1 gaat over het ontstaan van de trein, wereld 2 over droomreizen en de Oriënt Express. Wereld 3 heet Stalen Monsters en is een ride door het depot van de Nederlandse Spoorwegen. In wereld 4 staan de treinen die vroeger buiten stonden en nu dus binnen. In de vier werelden wordt veelvuldig gebruik gemaakt van theatertechnische middelen die allemaal bediend en bewaakt worden met behulp van één netwerk. Met één van de bedenkers van dat netwerk, Rutger van Dijk van Rapenburg Plaza, breng ik een bezoek.
Geur van paardenmest
Het oude stationsgebouw van Utrecht Maliebaan is volledig gerestaureerd en vormt de entree van het museum. Hier vinden we de kaartverkoop, de restauratie, de wachtkamers 1e en 2e klasse. Er zijn ook elementen toegevoegd uit andere stations, zoals de koninklijke wachtkamer van station Den Haag Staatsspoor en de zaak van de stationskapper uit Dordrecht. We kopen een kaartje en lopen door het stationsgebouw naar buiten. We steken het bestaande (en nog steeds gebruikte) spoor over en bereiken dan het eigenlijke museum.
Daar stuiten we direct op een enorme stoomlocomotief bovenop een stalen frame. Aardig om zo’n gevaarte van onderen te kunnen bekijken. Aardig ook om je te realiseren dat de locomotief al is geplaatst voordat de grote overkapping werd gebouwd, want de enorme kraan die nodig is om hem te verplaatsen zou nooit in de nieuwe hal gepast hebben. Wij blijven niet te lang staan en beginnen met ons bezoek aan wereld 1.
Om af te dalen naar wereld 1 stappen we met een groep mensen in een oude mijnlift. Iedereen krijgt een MP3-speler omgehangen waarop een machinist toelichting geeft op wat er te zien is. De lift zet zich in beweging. Het voelt alsof hij een enorm eind naar beneden gaat, volgens het museum wel 150 meter, maar in feite blijft hij vrijwel op zijn plaats. Hij zakt snel een kort stukje en blijft daarna een tijdje schudden. Tenslotte komt hij snel een stukje omhoog, zodat je in je buik het gevoel krijgt dat je in een snelle lift staat die iets te snel stopt. Deze simulator is natuurlijk vaker toegepast, maar blijkt opnieuw een effectief middel om mensen het gevoel te geven dat ze in een andere wereld stappen.
De deur gaat open en we komen in een oud mijnwerkersdorp uit Engeland. Je ruikt de geur van paardenmest en steenkool. Op de koptelefoon vertelt de machinist hoe het hier allemaal is begonnen.
De teksten die je hoort op je MP3-speler worden steeds getriggerd door lussen in de vloer. Als je zo’n lus passeert begint een nieuw stuk tekst. Het werkt als een persoonlijke gids die automatisch zijn commentaar aanpast aan waar jij bent. Passeer je een lus voordat je de vorige tekst helemaal hebt gehoord dan krijg je de waarschuwing dat je te hard loopt. Dit systeem (Guideport van Sennheiser) werkt geheel zelfstandig. Het moet worden aangezet en de spelers moeten regelmatig worden opgeladen. De geurmachines vergen nog veel minder onderhoud. Eens per jaar moeten ze worden bijgevuld, maar verder worden ze alleen ’s morgens aangezet en ’s avonds weer uit. Het mijnwerkersdorp is gebouwd door Kloosterboer decors. De gebouwen, een oude werkplaats, een kantoor en de kleine huisjes lijken zelfs van heel dichtbij helemaal echt. Het licht wisselt continue van karakter zonder dat het direct opvalt en het geluidsdecor is prachtig gemixt met het geluid op de MP3-speler. Op het dorpsplein staat een grote boom, waarvan alleen de blaadjes niet echt zijn. Die zijn er met de hand stuk voor stuk op aangebracht.
Een echt theatertje
Wereld 2 gaat over droomreizen. We komen binnen in een reisbureau met een grenswisselkantoor en we lopen door naar het perron waar twee treinen klaarstaan. Links de oude trein die heel vroeger tussen Baarn en Utrecht pendelde en rechts de Oriënt Express. Als je in de trein links naar binnen kijkt, zie je door de ramen tegenover je de beelden die je ziet vanuit een rijdende trein. Het raam is een videopaneel dat reageert op je handeling: als je een krant of tijdschrift uitkiest in de kiosk op het perron start er een filmfragment. Ook de klok die boven de ingang hangt blijkt een projectie. Hij loopt op tijd, maar af en toe wordt het beeld van de klok ineens vervangen door beelden van stations met volle perrons en mensen die op reis gaan. Wij gaan naar het deel van de wereld waar de Oriënt Express naar toe reed. De Oosterse markt heeft haar eigen geuren en geluiden en we zien overal ‘ansichtkaarten’ in nissen in de wand. Als je je hoofd in zo’n nis steekt, komt de kaart tot leven en zie je het bijbehorende filmpje.
In deze wereld is ook een echt theatertje waar af en toe een live voorstelling speelt en anders een film draait. Op het moment dat wij langskomen is er wel filmgeluid maar geen beeld. Geen nood: een acteur neemt het publiek mee naar een treinwagon om daar te luisteren naar een verhalenverteller. Intussen gaat een van de onderhoudstechnici eens kijken waarom de beamer zijn werk niet doet.
Wij kijken even achter het decor. De voorstelling wordt verzorgd door een acteur zonder hulp van een technicus. Zodra de acteur klaarstaat drukt hij op een knop en geeft zo als het ware een attentie aan de apparatuur. Eenmaal op het toneel kan hij op dezelfde manier de voorstelling daadwerkelijk starten. Het stuk speelt op drie delen van een draaischijf. De acteur kan zelf zorgen dat deze schijf binnen een vastgestelde tijd een draai zal maken naar de volgende scène. Lichtwisselingen, geluidseffecten en bediening van de schijf zijn geheel geautomatiseerd.
Het achtertoneel biedt ook toegang tot het technische hart van wereld 2. Achter de pendeltrein van Utrecht naar Baarn zien we de videomonitoren die de beelden op de ramen projecteren. Hier staat ook het grote rek met de lichtregelcomputers, video-, en geluidsbronnen en de Medialon showcontroller die alles bestuurt.
Stalen Monsters
Weredl 3, Stalen Monsters, is een enorme uitstalkast van alles wat met de spoorwegen te maken heeft, uniformen, petten, fluiten, spiegeleieren, kaartjesautomaten en wissels. Vrijwel alles is origineel. Kennelijk beschikt de NS over een enorm depot en is het niet nodig iets na te maken. Ons doel is de achtbaan die langs allerlei treinen, locomotieven en seinhuisjes voert. We komen binnen op de zolder van een grootvader die zijn hele leven bij het spoor heeft gewerkt en alles bewaard heeft. In een lange rij lopen we door deze ruimte die in een Amerikaans themepark een pre-show heet. Aangezien er een wachtrij is voor de ride probeer je te voorkomen dat mensen zich gaan vervelen. Op deze zolder praten grootvader en kleinzoon met elkaar, twee bewegende poppen die zijn gemaakt en geprogrammeerd door een Amerikaans bedrijf dat gespecialiseerd is in zogenaamde Animatronics.
Alles is orgineel of bedrieglijk echt.
De toegang tot de achtbaan is simpel geregeld. Voor je mag doorlopen naar de karretjes sta je te wachten voor een rood sein. Wanneer er een karretje aankomt passeert dat een schakelaar en springt het sein op veilig. Dan mogen er vier mensen doorlopen. Een eenvoudige oplossing die ook eenvoudig te programmeren was. Langs het hele traject dat de karretjes afleggen zijn dergelijke schakelaars ingebouwd die steeds een sequentie triggeren van lichtchangementen, geluiden, eventueel een rookmachine. De programmering daarvan was een stuk ingewikkelder. Iedere sequentie moet precies op het juiste moment, in de juiste volgorde en in de juiste snelheid worden afgespeeld. Veel lichteffecten zijn bedoeld om alleen dat te laten zien wat je wilt laten zien en te verbergen wat achter de schermen moet blijven. Dat werkt alleen als het licht ook precies op het juiste moment aan en uit gaat. De programmeurs hebben daarom vele ritjes gemaakt. Aangezien ze op een gegeven moment wel wisten waar en wanneer het karretje langzaam genoeg rijdt om in of uit te stappen konden ze ook steeds een kort stukje meerijden en teruglopen om in het volgende karretje hetzelfde stukje van het traject nog eens te rijden, net zo lang tot die sequentie goed was.
Netwerk
Door het hele gebouw loopt een backbone van glasvezelkabel. Deze verbindt een drietal Medialon Showcontrollers. Vanuit deze machines worden alle schakelaars, sequenties en effecten in het gebouw aan- en uitgezet. Ik bedoel daarmee ook werkelijk alle schakelaars. Niet alleen de theatertechnische effecten worden op deze manier bestuurd maar ook de gewone verlichting. In het hele gebouw is vrijwel geen lichtschakelaar te vinden. Een suppoost van het museum hoeft ’s morgens niet langs alle ruimtes te lopen om aan de hand van een checklist alles aan te zetten, hij zet in de centrale computer het hele museum aan. Om die reden wordt het systeem ook wel aangeduid als virtuele suppoost.
De Medialon computers zijn via het netwerk verbonden met de verschillende computers die licht, geluid, video en dergelijke regelen en met zogenaamde Kissboxes die zorgen voor de lokale vertaling van ethernet naar relais en schakelaars. Er is bewust gekozen voor drie aparte showcontrollers. Op zich zou een enkele controller het hele museum kunnen bedienen (eventueel aangevuld met een backup), maar dan zou het niet mogelijk zijn om delen van het museum uit te zetten. Nu kan dat wel: als het nodig is om bepaalde effecten opnieuw te programmeren kan een deel van het museum gesloten worden en de rest gewoon doordraaien. De opzet van het netwerk biedt een aantal voordelen. Ten eerste is de aanschaf en installatie van ethernetkabels goedkoop. Een DMX-kabel bijvoorbeeld kost een veelvoud. Verder is het door de opzet van het netwerk mogelijk alles te bedienen en te programmeren vanuit één positie. Je logt eenvoudig in op een van de Medialon computers en je kunt de desbetreffende wereld programmeren, waar je je ook in het gebouw bevindt. Een enorme tijdbesparing. Eventueel kan dat programmeren ook draadloos. Bij het programmeren van wereld 3 was dat een geweldig voordeel. De programmeurs konden vanuit de karretjes het programma beïnvloeden en direct het effect beoordelen. Tenslotte kan de showcontrol tegelijk geprogrammeerd worden met bijvoorbeeld de lichtcomputer. Ook daarmee is veel tijdwinst geboekt.
De kracht van het systeem is tegelijk ook de zwakte. Als het netwerk om een of andere reden uitvalt, kan je niks meer aan- of uitzetten. Toch is niet gekozen voor een redundant systeem, vooral vanwege de kosten. Om maximale betrouwbaarheid te garanderen is het systeem opgebouwd uit standaard industriële componenten en is bovendien een zeer uitgebreide administratie bijgehouden. Als er ergens een storing is, kan snel en eenvoudig worden vastgesteld wat er aan de hand is en wat eraan gedaan kan worden. Tot nu toe lijkt deze keuze terecht, grote storingen hebben zich nog niet voorgedaan.
Werkt het nou ook, zo’n nieuwe manier van exposeren? Er is in ieder geval veel belangstelling voor. Het eerste jaar gaf een ongekende stijging te zien van de bezoekersaantallen. En wat vinden de kinderen nou het leukst? Sem (7), de zoon van Rutger wist het wel: het treintje dat buiten rondrijdt voor de kinderen. Nee, dat is niet nieuw, en nee, het wordt niet bestuurd vanuit het netwerk en er is ook niet aan geprogrammeerd, maar weet zo’n kind veel... En voor de iets oudere kinderen zoals ik? Geweldig!
Elk blaadje is met de hand opgeplakt.
Materiaallijst Nederlands Spoorwegmuseum
Showcontrol
3 Medialon Manager V3, met 17”-touchscreens
9 KISS box I/O8
3 KISS box I/O3
1 SMPTE timecode generator
Licht
5 e:cue Media Engine lichtcomputer
Circa 1800 lichtbronnen verspreid over de vier werelden, variërend van TL-armaturen tot LED-strips, van Warm White Raindrops van 3W tot Robe Colorspot van 1200W en honderden Source Fours van 150W en 575W.
Alle dimmers van TTL (Theatertechnisch Lab)
Geluid
1 Sennheiser GuidePort gidssysteem
3 Richmond Sound Design AudioBox AB64
1 MediaMatrix Digitool
1 Allen & Heath iDR-8 DSP
Diverse luidsprekers Aminia, Martin Audio, Renkus-Heinz
en Crest versterkers
Beeld
15 Adtec Harddisk Videoplayers (MPEG)
9 Sony Beamers
7 TFT-screen
1 DVD-player
plus camera’s en monitoren ten behoeve van ‘ride’ inspectie
Effects
2 bewegende poppen (‘animatronics’)
3 Le Maitre Hazer Neutron XS
1 Lift
1 Vuurwerkbord
en vele effecten in de ride
Leveranciers: Rapenburg Plaza (Showcontrol, netwerk), BEO (licht), Lomans (e-installateur en licht), TM Audio (geluid, GuidePort), BeamSystems (video), Kloosterboer Decor (o.a. de lift), Lagotronics (diverse effecten).
Foto's: Jean van Lingen
Bedankt, binnen enkele minuten ontvangt je een e-mail van ons met daarin een persoonlijke link. Klik op de link om een nieuw wachtwoord op te geven.